Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2572(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0154/2010

Debatten :

PV 09/03/2010 - 15
CRE 09/03/2010 - 15

Stemmingen :

PV 10/03/2010 - 7.7
CRE 10/03/2010 - 7.7
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0058

Aangenomen teksten
PDF 136kWORD 43k
Woensdag 10 maart 2010 - Straatsburg
Transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen
P7_TA(2010)0058RC-B7-0154/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2010 over transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 207 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 februari 2010 over een herzien kaderakkoord tussen het Parlement en de Commissie voor de volgende zittingsperiode(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2009 over de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (herschikking), die als het standpunt van het Parlement in eerste lezing moet worden beschouwd(2) (COM(2008)0229 – C6-0184/2008 – 2008/0090(COD)),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel(3),

–   gezien het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming van 22 februari 2010 inzake de huidige onderhandelingen van de Europese Unie over een handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA),

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 8,

–   gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

–   gezien Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”),

–   gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de Europese Unie en andere OESO-landen in 2008 onderhandelingen hebben geopend over een nieuwe meerpartijenovereenkomst die ten doel heeft de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken en namaak en piraterij te bestrijden (de Anti-Counterfeiting Trade Agreement − ACTA) en dat zij het gezamenlijk eens werden over een vertrouwelijkheidsclausule,

B.   overwegende dat het Parlement in zijn verslag van 11 maart 2009 de Commissie heeft verzocht „onverwijld alle documenten in verband met de lopende internationale onderhandelingen over de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) openbaar te maken”,

C.   overwegende dat de Commissie op 27 januari 2010 heeft verzekerd te hechten aan een versterkte samenwerking met het Parlement in de zin van zijn resolutie van 9 februari 2010 over een herzien kaderakkoord met de Commissie, waarin het heeft aangedrongen op „onmiddellijke en volledige informatieverstrekking aan het Parlement in elk stadium van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten (…), met name op het gebied van handelskwesties en andere onderhandelingen waarvoor de toestemmingsprocedure geldt, waarbij artikel 218 van het VWEU onverkort ten uitvoer wordt gelegd”,

D.   overwegende dat vertegenwoordigers van de Raad rondes van de ACTA-onderhandelingen hebben bijgewoond naast vertegenwoordigers van de Commissie,

E.   overwegende dat de Commissie als hoedster van de Verdragen ertoe verplicht is het communautaire acquis te handhaven bij de onderhandelingen over internationale overeenkomsten die gevolgen hebben voor de wetgeving in de EU,

F.   overwegende dat de ACTA-onderhandelingen volgens gelekte documenten onder meer raakpunten hebben met hangende EU-wetgeving met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (2005/0127(COD)), strafrechtelijke maatregelen gericht op waarborging van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, (IPRED-II)) en het zogenoemde telecompakket, alsmede met bestaande EU-wetgeving in verband met e-commerce en gegevensbescherming,

G.   overwegende dat de lopende inspanningen van de EU ter harmonisering van de handhavingsmaatregelen inzake intellectuele-eigendomsrechten niet mogen worden omzeild door handelsonderhandelingen die buiten de sfeer van de normale besluitvorming van de EU liggen,

H.   overwegende dat het van cruciaal belang is ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de maatregelen ter handhaving van intellectuele-eigendomsrechten niet geschiedt op een wijze die innovatie of concurrentie belemmert, de beperkingen van de intellectuele- eigendomsrechten en de bescherming van persoonsgegevens ondermijnt, de vrije informatiestroom beperkt of de legitieme handel met te zwaar belast,

I.   overwegende dat een overeenkomst die door de Europese Unie inzake ACTA wordt bereikt moet voldoen aan de wettelijke verplichtingen waaraan de EU zich ten aanzien van wetgeving over namaak en gegevensbescherming moet houden, zoals deze met name zijn opgenomen in Richtlijn 95/46/EG, in Richtlijn 2002/58/EG en in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van het Hof van Justitie van de Europese Unie,

J.   overwegende dat het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 in werking is getreden,

K.   overwegende dat het Parlement op grond van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn instemming moet geven met de tekst van de ACTA-overeenkomst alvorens deze in de Europese Unie in werking kan treden,

L.   overwegende dat de Commissie zich ertoe verbonden heeft onverwijld volledige informatie aan het Europees Parlement te verstrekken in elk stadium van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten,

1.   wijst erop dat de Commissie sinds 1 december 2009 wettelijk verplicht is het Europees Parlement in elk stadium van internationale onderhandelingen onverwijld en volledig te informeren;

2.   geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het ontbreken van een transparante gang van zaken tijdens het verloop van de ACTA-onderhandelingen, hetgeen strijdig is met letter en geest van het VWEU; is ernstig bezorgd over het feit dat er geen rechtsgrondslag is vastgesteld voor de opening van de ACTA-onderhandelingen en dat er geen goedkeuring van het Europees Parlement is gevraagd voor het onderhandelingsmandaat;

3.   roept de Commissie en de Raad op het publiek en het Parlement toegang te geven tot alle teksten en samenvattingen in verband met de ACTA-onderhandelingen, in overeenstemming met het Verdrag en Verordening (EG) nr. 1049/2001van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

4.   verzoekt de Commissie en de Raad zich proactief met de ACTA-onderhandelingspartners te verstaan om verdere onderhandelingen die a priori als vertrouwelijk worden beschouwd uit te sluiten en het Parlement volledig en tijdig te informeren over haar initiatieven in deze richting; verwacht dat de Commissie vóór de volgende onderhandelingsronde in Nieuw-Zeeland in april 2010 met voorstellen komt om erop aan te dringen dat het punt van de transparantie op de agenda van die bijeenkomst wordt geplaatst en om het Parlement onmiddellijk na afsluiting van deze vergadering op de hoogte van de resultaten van deze ronde te stellen;

5.   benadrukt dat het Parlement, indien het niet tijdig en volledig wordt geïnformeerd in alle stadia van de onderhandelingen, zich het recht voorbehoudt om geëigende stappen te ondernemen, hetgeen ook kan inhouden dat het een zaak bij het Hof van Justitie aanspant om zijn prerogatieven te waarborgen;

6.   betreurt de bewuste keuze van de partijen om de onderhandelingen niet via gevestigde internationale organen als de WIPO en de WTO te laten lopen, die een kader voor voorlichting en raadpleging van het publiek hebben ingesteld;

7.   vraagt de Commissie een beoordeling uit te voeren van de effecten van de tenuitvoerlegging van ACTA op de fundamentele rechten en gegevensbescherming, de lopende maatregelen van de EU voor de harmonisatie van handhavingsmaatregelen en op de e-commerce, voordat de EU akkoord gaat met een geconsolideerde tekst van de ACTA-overeenkomst, en tijdig het Parlement over de resultaten van deze beoordeling te raadplegen;

8.   is verheugd over verklaringen van de Commissie dat een eventuele ACTA-overeenkomst zich zal beperken tot de handhaving van bestaande intellectuele-eigendomsrechten, zonder afbreuk te doen aan de ontwikkeling van wezenlijke wetgeving op het gebied van de intellectuele-eigendomsrechten in de Europese Unie;

9.   roept de Commissie op om de ACTA-onderhandelingen verder te zetten en hen te beperken tot het huidige Europese systeem voor handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en de bestrijding van namaak; is van mening dat bij de verdere ACTA-onderhandelingen een groter aantal ontwikkelingslanden en opkomende landen betrokken moet worden om multilaterale onderhandelingen te bereiken;

10.   dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de handhaving van de ACTA-bepalingen – vooral die welke betrekking hebben op de handhavingsprocedures voor het auteursrecht in het digitale milieu – volledig in overeenstemming zijn met de communautaire regelgeving; dringt erop aan dat aan de EU-grenzen geen personen worden gefouilleerd en verzoekt om volledige verduidelijking van alle clausules die het zonder bevelschrift doorzoeken en in beslag nemen van laptops, mobiele telefoons, iPods, mp3-spelers en andere opslagmedia door grensbewakings- en douaneautoriteiten mogelijk maken;

11.   is van oordeel dat met het oog op de eerbiediging van fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting en het recht op de persoonlijke levenssfeer, met volledige inachtneming van de subsidiariteit, de voorgestelde overeenkomst niet mag voorzien in de zogenoemde „three strikes”-procedure, in volledige overeenstemming met het besluit van het Parlement over artikel 1, punt 1, onder b) in Richtlijn 2009/140/EG (houdende wijziging) dat voorziet in de invoeging van een nieuw lid 3 bis in artikel 1 van Richtlijn 2002/21/EG over het punt van „three strikes”; is van oordeel dat een overeenkomst in ieder geval een bepaling moet bevatten dat de toegang van een persoon tot het internet pas kan worden afgesloten na toetsing door een rechtbank;

12.   legt er de nadruk op dat de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming kernwaarden van de Europese Unie vormen welke zijn verankerd in artikel 8 van het EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en waarmee overeenkomstig artikel 16 van het VWEU in alle door de EU vastgestelde beleidsvormen en voorschriften rekening moet worden gehouden;

13.   wijst erop dat ACTA-bepalingen, en met name maatregelen gericht op uitbreiding van bevoegdheden inzake grensoverschrijdende inspectie en inbeslagname van goederen, de toegang in de wereld tot legale, betaalbare en veilige geneesmiddelen − met inbegrip van innovatieve en generieke medicijnen − niet mogen schaden onder het mom van bestrijding van namaak;

14.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de staten die aan de ACTA-onderhandelingen deelnemen.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0009.
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0114.
(3) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0634.

Juridische mededeling - Privacybeleid